Bossen

Op deze pagina plaats ik berichten en publicaties over  bossen in Nederland, met speciale aandacht voor bosecologie, bosbeheer en bosbescherming. De pagina is voor het eerst gelanceerd op 30 november 2020 na de publicatie van een artikel van mijn hand over bosbeheer in het tijdschrift ‘De Levende Natuur’.
Hieraan is een heleboel vooraf gegaan. Hieronder vertel ik iets over het ontstaan van een sterke betrokkenheid bij onze bossen. Het vervolg kun je lezen in een subpagina: Bossenfeuilleton (ga met de cursor naar pagina ‘Bossen’ en je ziet de subpagina’s verschijnen).
Publicaties met betrekking tot bossen staan op de subpagina ‘Publicaties over bossen’. Daarin zijn niet alleen mijn eigen publicaties opgenomen, maar ook sommige relevante stukken van anderen.

Woudloper

Ik ben een  woudloper. In het bos voel ik me thuis. Als kind hield ik al van het bos. Vooral van oude bossen waarin je kon dwalen, met boomstammen als zuilen in een kathedraal. Ik werd betoverd door de intimiteit en de geheimzinnige sfeer onder het bladerdak. In de winter stonden de woudreuzen verstild uit te rusten, machtige silhouetten, soms versierd met sneeuw en rijp. In het voorjaar genoot ik van het jonge, ontluikende groen aan de twijgen, de bloemen op de bosbodem, het vogelkoor in de vroege ochtend; in de zomer van de koele schaduw en de zoemende insecten. Maar de herfst was wel mijn favoriete jaargetijde, wanneer het nevelig was tussen de bomen, de bladeren van kleur verschoten, de paddenstoelen verschenen en het hele bos rook naar aarde en vergaand blad.
Later ging ik biologie studeren, met als specialisme ….. paddenstoelen. Daardoor leerde ik bossen op een andere manier kennen en waarderen, als complexe ecosystemen van ontelbare levende wezens met alle mogelijke onderlinge interacties. Bossen die van plek tot plek verschillen in samenhang met de eigenschappen van bodem, water en klimaat. Bossen die zich voortdurend ontwikkelen en verjongen. Verbonden aan het Biologisch Station te Wijster van de Universiteit Wageningen verzorgde ik colleges en practica over bosecologie voor studenten, vooral voor toekomstige biologen, bosbouwers en natuurbeheerders.

Kennis en wetenschap leiden bijna onvermijdelijk tot een meer rationele benadering van het wereldbeeld, tot een zekere mate van onttovering. Het bos wordt daardoor een onderzoekobject dat bestudeerd en gemanipuleerd kan worden. Dat was ook bij mij het geval, al bleef ik me altijd bewust van de schoonheid en intrinsieke waarde van bomen en bossen.
Gedurende  hectische periodes in mijn leven trok ik vaak op mijn eentje de natuur in. Vooral een lange boswandeling had een rustgevende nvloed op me, zoals velen voor me hebben ervaren. Het bos was mijn beste medicijn. 
Tijdens mijn omzwervingen begon ik me steeds meer te realiseren dat het bos als complexe levensgemeenschap even wonderbaarlijk is als het magische woud van mijn jeugd, ook indien je als bioloog alle planten en dieren een naam kunt geven. Wetenschap is slechts in staat om dit wonder te beschrijven, maar die beschrijving blijft altijd aan de oppervlakte. Rationele kennis over het bos en gevoelsmatige ervaring van het bos zijn niet strijdig met elkaar, maar vullen elkaar aan, zijn twee kanten van een en dezelfde medaille. Beide aspecten zijn van belang om bossen te leren kennen.
De essentie van het bos is uiteindelijk het bos zelf. Het was er al lang voordat de mens op Aarde verscheen. Niemand weet waarom bos is zoals het is.
Het bos kan best zonder ons, maar wij kunnen niet zonder het bos.

Bossenstrategie

Op 27 mei 2020 kreeg ik volkomen onverwacht een mailtje met een uitnodiging om deel te nemen aan een videosessie over een ‘bossenstrategie’, die in voorbereiding was bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Als voormalig bosecoloog  was ik uitgenodigd voor sessie 2, met als titel: ‘Vitaal bos door diversiteit: biodiversiteit en natuurbos als strategie voor een gezond en weerbaar bos‘. Dat thema sprak me aan en ik schreef me in als deelnemer.
Het bleek dat de Minister van LNV het initiatief had genomen tot het schrijven van een nota over het nationale bosbeleid in de toekomst, de ‘Nota Bossenstrategie‘. Aanleiding was de toenemende maatschappelijke onrust over de grote hoeveelheid bomen die jaarlijks in onze bossen wordt gekapt en over de bestemming van hout voor twijfelachtige doeleinden als bioenergiecentrales. Ook ik stoor me meer en meer aan de door houtoogst ontstane kapvlaktes in de Drentse bossen, maar ook aan allerlei meer subtiele vormen van houtoogst, zoals sterke dunningen en het alom maken van kleine gaten in naaldbossen om loofbomen te bevorderen. Voeg daarbij het lawaai van motorzagen, de diepe sporen van zware machines op boswegen en ver het bos in, de enorme stapels stammen van oude bomen, de bergen houtsnippers. Het gevolg is dat bossen er steeds gekunstelder uit zien, steeds meer gaan lijken op bedrijventerreinen. Tegenwoordig kun je in de meeste bossen niet meer de schoonheid en rust vinden, waar ik indertijd zoveel baat bij heb gehad en waaraan zoveel mensen in ons overvolle land grote behoefte hebben. Een radicale koerswijziging zou welkom zijn. Het thema van de bijeenkomst klonk goed. Ik was benieuwd. 

Totale desillusie

Door technische problemen lukte het me niet om in te loggen op de video-meeting van 28 juni. Maar ik had inmiddels wel de bijbehorende conceptnota ‘Revitalisering  Nederlandse bossen‘ gelezen die daar besproken werd. Deze nota kan hieronder worden ingezien en gedownload op de subpagina ‘Publicaties over bossen’.
Tijdens lezing van het stuk begon ik me ongemakkelijk te voelen. De doelstellingen zagen er goed uit, maar de uitwerking in maatregelen leek daarmee vaak in strijd.  Een belangrijk doel was ‘meer natuur in het bos’, maar de uitwerking was technocratisch en betekende veel meer ingrijpen in het bos. Zaken die naar mijn gevoel niet samengaan. Tegen het einde van het rapport was ik verbijsterd en gedesillusioneerd: Als dit beleid werkelijkheid gaat worden betekent dat een ramp voor onze bossen in plaats van een zegen.
Wat kon ik doen? Ik probeerde mijn ergernis en teleurstelling van me af te zetten door nog wat harder in de tuin te werken. Ik was tenslotte gepensioneerd en zou toch geen noemenswaardige invloed op het beleid kunnen uitoefenen. Bovendien verwachtte ik dat andere deelnemers aan de video-meeting wel met kritische opmerkingen of messcherpe commentaren zouden komen. Maar het bleef doodstil van die kant. De zaak leek al beklonken. 
In mij bleef het rommelen. Ik maakte tochten door Drentse boswachterijen en zag de bossen met andere ogen, als bedreigde levensgemeenschappen, als toekomstig oorlogsgebied. De bomen riepen om hulp. Hoe kon ik die weigeren?
Ik begon aan het schrijven van een reactie op de nota over revitalisering van het Nederlandse bos. Het groeide uit tot een lang commentaar waarin de fundamenten van de nota worden bekritiseerd. Deze kanttekeningen verzond ik op 16 juli 2020 aan alle 40 deelnemers van de video bijeenkomst. De tekst kan worden gedownload op de subpagina ‘Publicaties over bossen’. Hieronder volgt een samenvatting van de hoofdpunten.

Commentaar in een notendop

LOOFBOS, 2019-10-05, Oosterhesselen, De Klencke, berken-eikenbos met blauwe bosbes-2 - kopie

In de nota ‘Vitaal bos door diversiteit: biodiversiteit en natuurbos als strategie voor een gezond en weerbaar bos‘ wordt de toon al gezet door het alarmistische woord ‘revitalisering’ dat overal opduikt. De auteurs suggereren doorlopend dat de meeste Nederlandse bossen ernstig ziek zijn en hoognodig door allerlei maaregelen en innovatieve technieken een opknapbeurt moeten ondergaan. Persoonlijk zie ik om me heen genoeg levend bos. Soms wel groepen dode bomen, maar dat is doorgaans te wijten aan de invoer van een of andere exotische ziekte, dan wel door de mens veroorzaakte klimaatverandering, verdroging of verontreiniging. Doe daar dan wat aan, zou ik zeggen.
De belangrijkste doodsoorzaak van bossen is nog altijd: het omzagen van bomen door de mens. Maar die praktijk moet volgens de nota gewoon doorgaan, ook met kapvlaktes tot 0,5 ha. Zulke grote, lelijke wonden in het bos ter grootte van een voetbalveld  zouden zelfs noodzakelijk zijn voor het behoud van de biodiversiteit in bossen. Je leest het goed: voor de biodiversiteit in bossen! Het is te vergelijken met de stelling: Het volledig slopen van een stad is heel gunstig voor de bewoners aldaar.
Grote open plekken zijn dus volgens de nota erg belangrijk voor de biodiversiteit, maar als die vanzelf en gratis ontstaan door een of andere boomziekte, is dat heel kwalijk. Dat mag dan weer niet. Dat is een teken dat het bos niet divers genoeg is. Alleen door kap ontstane open plekken zijn kennelijk ‘goede’ open plekken. Wie begrijpt daar nog iets van?

Het bos is helemaal fout bezig

Nog erger is dat de auteurs van de nota ervan uitgaan dat het overgrote deel van de huidige bossen niet deugt, vooral niet op de zandgronden. Ze voldoen niet aan door hen gestelde eisen: ze zijn te jong, te weinig divers, te veel naaldhout, te veel exoten, te kwetsbaar, niet mooi genoeg, niet duurzaam genoeg, niet productief genoeg, enzovoorts. In feite komt het erop neer dat de auteurs bossen willen maken die aan een door hun vastgesteld programma van eisen voldoen. Die eisen worden uitgebreid vermeld. Geen enkel bestaand bos voldoet eraan. Dus moeten we bestaande bossen vervangen door andere, betere bossen. Hoe? Meer kappen natuurlijk, want er moet ruimte komen voor vernieuwing! Daarnaast wordt aanbevolen om de ‘saaie’ huidige bossen te veranderen (‘verduurzamen’) door het bijplanten van rijkstrooiselbomen, tezamen met het strooien van steenmeel en andere vormen van grondbewerking. Vervolgens de gewenste bosplanten aanplanten  en daar heb je pure natuur uit een hoge hoed. Al deze innovaties dienen uiteraard te worden begeleid door een lading onderzoek.
Het wordt zo een drukte van belang in het bos. Erger: dit alles betekent het einde van bossen als meer of minder zelfstandig functionerende, natuurlijke levensgemeenschappen. Bij de voorgestelde kapcyclus kan geen enkel bos meer oud worden of zelfs maar een middelbare leeftijd bereiken. Bosbeheer wordt zo een vorm van intensieve landbouw, volledig bepaald door de mens. Een uiterst beklemmende gedachte.

Natuurbos wordt afgeschaft

Het idee van maakbaarheid van bossen naar de wensen van bosbouwers gaat in deze nota heel ver. Wat bijvoorbeeld te denken van de serieus geponeerde en beargumenteerde stelling : ‘Ook natuurbos heeft beheer nodig‘. Zelfs een kind komt al snel tot de conclusie dat dit de reinste onzin is. Geen enkel bos heeft voor zijn voortbestaan menselijk ingrijpen nodig. Bos is het natuurlijke eindstadium van vegetatie ontwikkeling op land. Als je een landbouwgebied of zelfs een stad aan zijn lot overlaat, wordt het vroeger of later bos.Ook in Nederland.
Dat natuurbos beheer nodig zou hebben, is zelfs complete waanzin, want het enige kenmerk van natuurbos is juist dat er geen menselijke invloed is, dat ze met rust worden gelaten. Het betekent dat zelfs de paar bosreservaten die ons land rijk is niet meer veilig zijn voor houtboeren. 

 Bosbeleid volledig ontspoord

Hoe kon een ministeriële nota over een op zich zinvolle vraag naar een meer verantwoord bosbeleid zo verschrikkelijk ontsporen? Hoe kan het resultaat zo haaks staan op de aanleiding voor deze opdracht? Daarvoor zijn mijns inziens drie hoofdoorzaken aan te wijzen. 
(1) De opdracht tot het schrijven van een visie op de toekomst van het Nederlandse bos is verleend aan belanghebbenden, namelijk particuliere boseigenaren, verenigd in de Bosgroepen, met medewerking van Staatsbosbeheer. Deze groepen vertegenwoordigen vooral de echte bosbouwers die zijn opgeleid om de motorzaag ter hand te nemen. Bovendien zitten ze altijd om geld en werk verlegen. Het is een schandaal én een gemiste kans dat bij de totstandkoming van dit beleid geen enkele persoon of actiegroep is betrokken die indertijd geageerd heeft tegen het toenmalige bosbeheer.  De groeperingen die hebben bijgedragen aan de ‘maatschappelijke onrust’, de aanleiding voor het nieuwe beleidsplan, staan volledig buiten spel. Een staaltje van bestuurlijke arrogantie ten voete uit.
(2). Bij nieuw beleid hoort altijd een zak met duiten. In dit geval een heel grote zak met duiten, 1,5 miljard euro. Anderhalve  miljard euro voor de paar bosjes die we hier hebben! Dat geld moet natuurlijk wel rollen. Dus is het zaak voor bosbeheerders om heel veel, heel kostbare en heel ingrijpende maatregelen voor te stellen, anders komt het geld niet op. Het is voor een landgoedeigenaar altijd leuk om wat meer personeel te kunnen aanstellen en nieuwe apparatuur te kunnen aanschaffen. Ook onderzoekers spinnen er garen bij en kunnen met deze nota in de hand tal van extra onderzoekprojecten entemeren. De recente publicatie in De Levende Natuur over ‘rijkstrooiselbomen’ getuigt daar van (zie subpagina Publicaties over bossen).
(3). Een megalomaan technocratisch en wetenschappelijk plan als de Bossenstrategie past volledig bij de tijdgeest en de dominantie van mannelijke normen en waarden. Alles in het menselijke domein moet maakbaar, controleerbaar en beheersbaar zijn. Alles moet voldoen aan onze normen en onze eisen. Ook bossen. Ook de bomen zullen gehoorzamen! Als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks! 

Alternatief

Na al deze kritiek mijnerzijds is de vraag voor velen natuurlijk: is er een alternatief? Het antwoord is ja. En het antwoord is verrassend eenvoudig: Niets doen. Dat is geen grap, maar mijn overtuiging als bosecoloog en natuurliefhebber. Laten al die daadkrachtige bosbeheerders maar eens enkele tientallen jaren op hun handen gaan zitten. Zo’n simpele maatregel bespaart niet alleen een hele berg geld, een hele hoop lawaai en gedoe in het bos en een hele hoop zinloze arbeid en onderzoek, maar het levert ook mooier bos op. Bos dat zelfs aan verrassend veel criteria gaat voldoen die door de auteurs van de Bossenstrategie worden nagestreefd, maar die nooit bereikt zullen worden met de voorgestelde maatregelen. Naarmate een bos ouder wordt, worden de bomen groter en grilliger, neemt de hoeveelheid dood hout toe en ontstaan vanzelf open plekken door windworp en boomsterfte. Dat gaat samen met een hogere biodiversiteit, een groter vermogen om CO2 vast te leggen en een hogere belevingswaarde voor recreanten en natuurliefhebbers. Wat willen we nog meer?
Het enige wat we nodig hebben is vertrouwen dat bossen zichzelf kunnen ontwikkelen zonder menselijke bemoeienis. Overal ter wereld demonstreren bossen dat ze dat kunnen. Dus laten we ze ook in Nederland een kans geven.
En als door nog meer verzuring of overbemesting ergens in ons land helemaal  geen bos meer zou willen groeien, moeten we dat dankbaar opvatten als een ultieme waarschuwing dat we anders met ons milieu moeten omgaan. Zoals eertijds de kanarie in de kolenmijn.
Ik stel dus voor om met bovenstaande simpele bosvisie de subsidies voor bosbeheer niet te verhogen, maar juist te verlagen, en wel tot het niveau waarop alleen paden kunnen worden onderhouden. Dat moet gepaard gaan met een verbod op werkzaamheden in alle bossen buiten het bereik van wegen en paden en een omscholingsregeling voor overbodige bosarbeiders.
Het is eigenlijk te zot voor woorden dat in de stadstaat Nederland met overheidssubsidies een bedrijfstak, namelijk houtoogst, in stand wordt gehouden die zoveel schade berokkent aan ons natuurlijke erfgoed en aan recreatief genot. Bovendien een bedrijfstak die zelfs met subsidies verliesgevend is en nauwelijks bijdraagt aan de Nederlandse houtvoorziening.

Na het verzenden van mijn commentaar op de nota bleef het adembenemend stil, op een enkele uitzondering na.

Verder lezen?

In mijn reactie op de conceptnota Revitalisering van 16 juli geef ik meer gedetailleerd commentaar op de nota ‘Vitaal bos door diversiteit: biodiversiteit en natuurbos als strategie voor een gezond en weerbaar bos‘. Zie ‘Publicaties over bossen’. 
Het verdere verloop van mijn activiteiten kan worden gevolgd op de subpagina ‘Bossenfeuilleton’.